Ons boekenmaandgeschenk
Agrippa von Nettesheim:
Krijgskunst, geneeskunst
en een loflied op de ezel
Enkele hoofdstukken uit het
Betoog over de twijfelachtigheid en vruchteloosheid van wetenschappen en kunsten, en de verhevenheid van het Woord van God
Uit het Latijn vertaald, ingeleid en van voetnoten voorzien door Grauwtje van de Woudezel
101 pagina’s
Paperback, 12,5 x 19 cm
Maart 2025
We hebben onze BOEKENMAAND – maart 25 – nog even verlengd. U kunt dit werkje dus nog steeds cadeau krijgen, nu bij een bestelling vanaf 35,00 Euro. Vermeld het even bij uw bestelling als u dit wenst.
"Er bestaat niets dat destructiever en schadelijker voor de samenleving is dan hooggeletterdheid en wetenschappelijkheid. Want waar er hoogopgeleiden en wetenschappers zijn, moet iedereen naar hun pijpen dansen, alsof zij alle wijsheid in pacht hebben. Ze maken gebruik van de eenvoud van het volk en de onervarenheid van de goedgelovige massa om alle regeringsmacht naar zich toe te trekken. Zo verandert een democratie algauw in een oligarchie en deze vervolgens, door splitsing in verschillende klieken, in
een tirannie. En dit is een toestand die niemand, waar ook in de wereld, ooit heeft kunnen handhaven zonder wetenschap, zonder kennis, zonder doctrine", stelt deze tijdgenoot van Paracelsus vast.
De ellende begint op de universiteiten: "Bij alle universiteiten is de kwalijke, verdoemenswaardige gewoonte erin geslopen de aankomende studenten te laten zweren dat ze Aristoteles, Boëthius, Thomas, Albertus of een andere scholastieke god nooit zullen tegenspreken. En wie hier in zijn denken ook maar een vingerbreed van afwijkt, die wordt tot ketter verklaard die aanstootgevend is, vrome oren beledigt en op de brandstapel thuishoort. (...) Het is gewoon tirannieke betutteling om de studenten zonder uitzondering naar vooraf bepaalde auteurs te verwijzen en ze daarmee volledig van de vrijheid te beroven om zelf op zoek te gaan naar de waarheid."
Agrippa deed het wel, zelf op zoek gaan naar de waarheid. In zijn werk Over de twijfelachtigheid en vruchteloosheid van wetenschappen en kunsten deelt hij zijn bevindingen ten aanzien van een honderdtal wetenschappen en ambachten – en zijn oordeel is nogal vernietigend.
Niet voor niets, zegt hij, "koos Christus geen rabbijnen, Schriftgeleerden, meesters of priesters tot zijn apostelen, maar eenvoudige mensen, ongeletterden, laagopgeleiden en ezels". Nu is 'ezel' voor Agrippa uiteraard geen scheldwoord – integendeel! – maar om dat zo neer te zetten, leek hem dan toch wat gewaagd, en zodoende heeft hij er nog een prachtig hoofdstuk aan toegevoegd over de geheimen van de ezel.
In dit boekje zijn de volgende hoofdstukken opgenomen:
1. De wetenschappen in het algemeen
79. Krijgskunst
82. Geneeskunst in het algemeen
83. Praktische geneeskunst
84. Farmacie
85. Chirurgie
86. Anatomie
87. Diergeneeskunde
88. Diëtetiek
101. De meesters in de wetenschappen
102. Een loflied op de ezel
Het gaat hier dus met name om oorlogsvoering en om de medische wetenschap. Daar hebben we voor gekozen vanwege de actualiteit van deze onderwerpen.
Agrippa begint zijn betoog over de geneeskunst met een aardige anekdote: "Laten we nu gauw overgaan tot de geneeskunst, die immers ook een kunst is om mensen om zeep te helpen – al gaat het er hier meer ambachtelijk aan toe. Toch wil de medische wetenschap graag voor een filosofische discipline doorgaan en maakt ze aanspraak op een plaats boven de rechtswetenschap, direct onder de theologie, wat tot een geweldige twist tussen medici en juristen heeft geleid. De medici argumenteren daarbij als volgt: de mens beschikt over drie soorten goederen, namelijk – in deze volgorde – dingen die zijn ziel, zijn lichaam en zijn bezittingen betreffen. Voor de eerste zorgt de theoloog, voor de tweede de arts en voor de derde de rechtsgeleerde. Daarom zou aan de artsen de middelste positie toekomen, boven de rechtsgeleerden, aangezien een krachtig en gezond lichaam belangrijker is dan bezittingen en rijkdom. Aan deze strijd heeft een arbiter, ik weet niet welke, in een geestige ondervraging een einde gemaakt. Hij vroeg namelijk aan de strijdende partijen welke volgorde gebruikelijk is wanneer een veroordeelde naar de plaats van terechtstelling wordt geleid, of dan de rover of de beul voorgaat. Toen ze antwoordden dat de rover voorgaat en de beul volgt, oordeelde hij dat dan de juristen moesten voorgaan en de artsen volgen. Waarmee hij wilde zeggen dat de juristen de mensen van hun geld beroven, de artsen ze roekeloos om het leven brengen."