Uitgeverij De Woudezel
Grauwtje


Hallo, dit is mijn blog

Als u bij Elke moest wezen, moet u (voor vertaalwerk) hier klikken, of (voor onze boeken) hier.

Het nieuwste stuk staat bovenaan. Wilt u het oudste bovenaan, klik hier.
U kunt ze namelijk beter op volgorde lezen.

Hebt u een vraag of commentaar, kunt u mij altijd mailen: Grauwtje



Succes en waarheid – twee dingen die niet altijd samengaan
8 september 2024

Er zit wel erg veel tijd tussen mijn pennenvruchten, hoor ik sommigen alweer zeggen. Tja, er zijn mensen die zichzelf dwingen om wekelijks een tekst te produceren. Maar dat kan natuurlijk op den duur niet goed gaan. Wie is er nou die iedere week werkelijk iets te zeggen heeft dat de moeite waard is? Dat waar is, doordacht en onderbouwd?

Neem nou de wekelijkse nieuwsbrief van Succesboeken.nl. De aflevering van 19 juli jl. gaat over vergiftiging en begint met een aantal beweringen over: 'onze' Paracelsus! "Al eeuwen is de wereld voorzien van goede en onwetende artsen. (...) Paracelsus die van 1493 tot 1541 leefde, viel in de categorie onwetende artsen." Dat is nogal een boude bewering. Zou de schrijver ooit één woord van Paracelsus hebben gelezen? Vermoedelijk niet.

(Het gedeelte dat ik in het bovenstaande citaat heb weggelaten, heeft niets met Paracelsus te maken, maar zou op zichzelf ook een nadere beschouwing waard zijn. Ik geef het voor de volledigheid toch maar weer: "Slechte artsen bestaan niet, omdat iedereen die het beroep van arts wil leren mensen wil helpen naar gezondheid. Zelfs die artsen die 80 jaar geleden experimenten op mensen deden in kampen, dachten dat het voor het goede doel was." Zo! Paracelsus valt dus in dezelfde categorie als de nazi-artsen?! Zou de auteur bekend zijn met werken zoals Nazi-dokters van Robert Jay Lifton, of
Die Frauen von Block 10, van Hans-Joachim Lang? Zo'n algemene uitspraak over goed en kwaad, of goed en slecht dan, dat is nogal wat. Een ezel zou daar toch wat voorzichtiger mee omgaan. Maar dit terzijde. Terug naar Paracelsus.)

Paracelsus zelf hekelde regelmatig de onwetendheid van de – met name academische – artsen in zijn tijd en in de geschiedenis. In het Volumen paramirum noemt hij "de onwetende artsen duivels uit het vagevuur, die God naar de zieke heeft gezonden; de wetende arts komt bij degenen voor wie God het moment van gezondheid heeft bepaald" (p. 197). "U moet zich over deze voorrede bij de excurs niet verbazen", schrijft hij in hetzelfde Paramirum, "want verbazing komt voort uit onwetendheid en onbegrip. Als de verwondering u echter niet los wil laten, lees dan de excurs, die aan uw verbazing een einde zal maken" (p. 37). Niet alleen in de excurs bij het Paramirum, maar op zowat iedere pagina van de vele duizenden die zijn medisch-natuurfilosofisch werk omvat, geeft hij blijk van zijn veelzijdige kennis 'uit het licht van de natuur'. Zou je van iemand die Paracelsus globaal wegzet als 'onwetende arts', niet mogen verwachten dat hij dit enigszins motiveert en onderbouwt?

Verder staat er in de nieuwsbrief: "We hebben nog steeds last van het gedachtegoed van Paracelsus die beweerde dat de hoeveelheid stof, de dosis, bepalend is of iets giftig is of niet." De beroemde uitspraak van Paracelsus waar hier aan gerefereerd wordt, in de regel (zoals ook hier) onnauwkeurig tot verkeerd weergegeven, is in haar gehele context na te lezen in zijn apologie Sieben Defensiones, die is opgenomen in het dit jaar verschenen autobiografische werk Ik ben Aureolus Theophrastus.
Elke heeft daar in de inleiding al het een en ander over gezegd, dus dat hoef ik hier niet te herhalen.
U kunt het zelf opzoeken: ga naar Ik ben Aureolus Theophrastus en klik op de knop Boek inkijken.
U vindt haar commentaar op p. 19 van de pdf die dan geopend wordt.

Natuurlijk komt genezing juist van de giffen! In esoterische tradities in oost en west is dat bekend – maar ook vele mensen daarbuiten weten het. Denk maar aan het verhaal van Martin Buber, uit de Chassidische vertellingen, over rabbi Baruch en zijn zieke dochter. De rabbi vraagt zich af waarom de zieken juist met giffen worden behandeld. En hij vindt het volgende antwoord: "De vonken die vanuit de oerschepping in de omhullende schillen zijn gevallen en in stenen, planten en dieren zijn gaan zitten, stijgen dankzij de wijding door vrome mensen die er in heiligheid aan werken, er in heiligheid gebruik van maken, ze in heiligheid nuttigen, allemaal op tot hun bron. Maar hoe moeten de vonken worden verlost die in de bittere giffen en giftige kruiden zijn gevallen? Opdat zij niet verstoten blijven, heeft God ze voor de zieken bestemd, voor eenieder de dragers van de vonken die bij de wortel van zijn ziel horen. Op deze manier is de zieke zelf een arts die de giffen geneest."

Een beschouwing die goed aansluit bij de visie van Paracelsus. Uiteraard hebben zij, Paracelsus en rabbi Baruch, het over giffen uit de natuur, uit de goddelijke schepping. De technologisch geproduceerde giffen uit het arsenaal van de farma-industrie zijn een ander verhaal; die behoren tot de ondernatuur – letterlijk een wereld van verschil. Iets dergelijks bestond in de tijd van Paracelsus niet. Kun je het hem kwalijk nemen dat zijn uitspraak eeuwen later wordt verdraaid en misbruikt? Stel u voor, ik pak een Succesboek, giet er benzine over en steek het in brand om het bij iemand door het raam te gooien. Kun je dan de uitgever verantwoordelijk houden voor de brand? U vindt dit een onsmakelijke vergelijking? Helemaal gelijk – maar dat is de manier waarop hier over Paracelsus wordt gesproken, ook.

Met de volgende zin in de nieuwsbrief wordt het ronduit hilarisch: "Hoogstwaarschijnlijk deed hij die uitspraak toentertijd om zijn kwikzalf te gebruiken ter bestrijding van allerlei ziekten." Hoe zat het in werkelijkheid: het gebruik van kwik tegen syfilis was in de tijd van Paracelsus gangbare praktijk, die veel slachtoffers maakte. Paracelsus bleef hier onvermoeibaar voor waarschuwen! Hij schreef verschillende boeken over de 'Franse ziekte', waarin hij het overmatige gebruik van kwik aan de kaak stelde. Het leverde hem een drukverbod op – naar het schijnt, op instigatie van personen die grof geld verdienden aan de kwik-business. De hele affaire wordt beschreven in de inleiding en voorwoorden bij zijn boek Paragranum. Een citaat hieruit:

"De een hebt u vijftien keer aan kwikdampen blootgesteld, de ander drie jaar met guajakhout behandeld. In de een zit een kwart pond kwik, in de ander een half pond, in die een pond, in die anderhalf pond. Hier zit het in het merg, daar in de bloedvaten, daar in de gewrichten. De ene keer is het in vloeibare vorm toegediend, de andere keer als poeder. Bij de een is het gesublimeerd, bij de ander gecalcineerd, hier geresolveerd, daar geprecipiteerd..." (p. 145).

Een laatste punt uit de nieuwsbrief: "Al vele decennia is er nog een industrie die het gedachtegoed van Paracelsus hanteert: de voedingsindustrie. (...) De conclusie van deze rapportage [van Toine de Graaf in de Andere Krant van 13 juli 24] is dat we slecht eten, te weinig juiste nutriënten binnenkrijgen en te veel giftige stoffen in ons lichaam stoppen, m.a.w. we vergiftigen onszelf. Volgens Paracelsus geen probleem want het zijn allemaal hele kleine beetjes." Het zou me benieuwen waar de schrijver van de nieuwsbrief dit vandaan haalt. Hoe komt hij erbij dat je een uitspraak over geneesmiddelen – afgezien van het feit dat deze al verkeerd wordt weergegeven – zonder meer kunt toepassen op voedsel? Wie het werk van Paracelsus kent, weet dat hij hier zeer gedifferentieerd naar kijkt.

Zo gaat het er dus in de huidige mensenwereld aan toe. Ze pakken een gevleugeld woord zonder de moeite te nemen het origineel op te zoeken, laat staan de context te bestuderen, maar laten er liever hun eigen fantasie op los. En dat noemen ze dan 'het gedachtegoed van'. Over iemand die vijfhonderd jaar geleden heeft geleefd, is het natuurlijk makkelijk lasteren. En naar het schijnt hebben ze daar succes mee. Zijn de lezers dan zo weinig geïnteresseerd in de waarheid? Het jammere hiervan is dat goedgelovige lezers van zo'n nieuwsbrief dan toch met betrekking tot Paracelsus op een heel verkeerd spoor worden gezet. En in het ergste geval een ontmoeting met Paracelsus in dit leven zullen mislopen. Elke (die soms ook erg goedgelovig kan zijn) heeft nog om een rectificatie gevraagd; tevergeefs. Mocht u soms Fred Meijroos tegenkomen – dat is de mens achter Succesboeken – wilt u hem dan even aan de mouw trekken?



De wolf
23 juli 2024

Ter compensatie van de lange hap van vorige maand, deze keer slechts een kort bericht.
Wat betreft de oorlog waar uw politici zo zot op zijn: hoe dan ook kan die niet lang meer doorgaan. Het was natuurlijk beter geweest als u er uit eigen inzicht mee gestopt was. Maar daar hadden wij al lang een zwaar hoofd in. De Permanente Dierenconferentie is er al jaren mee bezig. Het was natuurlijk een geniaal idee van Reineke om het via de groene club te spelen. Want die juichen de oorlog toe – perfecte camouflage.

De wolf heeft een van de sleutelrollen op zich genomen. De ontknoping is nu aanstaande, dus ik hoef niet langer te zwijgen. U hebt het zeker gelezen, over de wolf op de Leusderheide. Waar wolven hun woongebied kiezen, moeten mensen zich terugtrekken, want de wolven mogen niet gestoord worden. Zeker wanneer ze welpen hebben, kunnen ze weleens 'defensief' worden. Steeds dichter bij de mensen komen en af en toe eventjes happen. Een beetje zoals de Navo, die wordt ook steeds defensiever.

Maar ja, die welpen worden groot, en binnenkort hebben ze allemaal hun eigen nesten. En dan gaat het exponentieel. Het militair oefenterrein op de Leusderheide zal vermoedelijk als eerste moeten sluiten. De rest zal rap volgen. Oefenterreinen, vliegvelden, wapenopslagplaatsen, munitiedepots, ze zullen allemaal plaats moeten maken voor de wolf.

Laatst stond nog het tegendeel in de krant: "Defensie eist in alle twaalf provincies agrarische, natuur- en woongebieden op voor een 'grotere, beter uitgeruste en goed geoefende krijgsmacht om onze veiligheid te waarborgen'. Die gebieden wil Defensie gebruiken onder andere als vliegbasis voor F-35-straaljagers, een 'springterrein' voor explosieven, oefenterreinen voor drones en helikopters, en uitbreiding van munitieopslag. Dat laatste is een eis van de Navo. Honderden boeren, bewoners en bedrijven in onder meer Dalfsen, Dronten, Toldijk, Weerselo en Zevenaar leven momenteel in onzekerheid, omdat onduidelijk is of ze gedwongen zullen worden te vertrekken" (De Andere Krant, 21 juni 2024).

Gelukkig zal dit niet doorgaan, en bij Defensie weten ze het al. Al proberen ze het zo lang mogelijk geheim te houden. De Ezelbode heeft zijn poot weten te leggen op een uitgelekte concept-brief van een ambtenaar van dat ministerie, die weinig ruimte overlaat voor twijfel:

"Geachte heer Zelensky,
Bij deze delen we u mee dat we onze verdere deelname aan de oorlog helaas moeten opzeggen.
Niet vanwege de honderdduizenden doden; daar doen we niet kinderachtig over, zoals u weet.
Ook niet vanwege de CO₂ die ermee gemoeid is om delen van de Oekraïene aan puin te schieten en weer op te bouwen. Dat compenseren we wel door desnoods douche en verwarming voor onze burgers op rantsoen te zetten.
Nee, het is veel dwingender. Het is vanwege de wolf. Door internationale afspraken zijn wij gehouden zijn leefgebied te respecteren. (...)"

De echtheid is nog niet bevestigd; het ministerie wilde niet ingaan op vragen van de Ezelbode.



De ezel en de spiritualiteit
28 juni 2024

Eerst dacht ik dat het om een echte ezel ging – de eerste in de Nederlandse politiek! Maar het bleek gewoon een mens te zijn. Hij heet alleen maar zo. In het Frans dan. Ik zal hem maar de heer Ezel noemen. (Ik neem aan dat de lezer begrijpt dat als ik iemand een ezel noem, dit als compliment opgevat mag worden.)
Maar die naam zal die niet voor niets hebben; hij heeft heel goede ideeën. Zo wil hij een 'intelligente uittreding uit de Europese Unie'. Nederland moet weer een soeverein land worden.
Als tussenstap is dat natuurlijk prima. Je moet ergens beginnen. Al roept dat 'intelligent' minder aangename associaties op, na een intelligente lockdown en een intelligente meter. Verder staat er in zijn verkiezingsprogramma: "De betrokkenheid van Nederland bij andere internationale organisaties (EVRM, WEF, WHO, NAVO) [moet] worden herzien." Wat is dit voor wazige taal, 'betrokkenheid herzien'? Bedoelt hij uitstappen? Maar waarom zegt hij dat dan niet? Onder het hoofdje "Oorlog, Defensie & Oekraïne" staat het al iets duidelijker, wat de NAVO betreft: "Wij willen het Nederlands lidmaatschap van de NAVO heroverwegen en in een referendum voorleggen aan de Nederlandse bevolking."

Klinkt nog steeds enigszins halfslachtig. Aan de andere kant wil hij van de immigranten en asielzoekers uit niet-westerse landen af. Ze mogen alleen komen als ze een "toegevoegde waarde voor Nederland" hebben. Dit hoeft blijkbaar niet eerst heroverwogen en in een referendum worden voorgelegd; dit punt is duidelijk. Wel even slikken voor mij. Ik kom zelf ook uit Afrika. Breng ik wel voldoende toegevoegde waarde mee?

Het is natuurlijk wat ik eerder al zei (op 16 maart): je kunt niet de asiel- en andere migratiestromen stoppen als je als land sinds ezelheugenis bezig bent de wereld te ontwrichten. Onder andere tegenwoordig via de NAVO. Waarom legt hij het verband niet tussen de twee zaken? Eigenlijk zou hij iedere keer wanneer hij het over de 'overlast' van migranten en asielzoekers heeft, eraan moeten toevoegen: "Maar dat is het gevolg van onze amorele, oorlog faciliterende politiek. Daar moeten we eerst mee stoppen." Eigenlijk zou hij moeten doen zoals de oude Cato in Rome, en iedere speech eindigen met de woorden: Ceterum censeo NAVOnem esse exeundam. (Zeg ik dat goed? U mag mijn Latijn gerust corrigeren, hoor.)

En dan een van de belangrijkste punten: zijn partij ziet "een voortrekkersrol weggelegd voor Nederland, als gidsland voor vrede op ons continent. Wij zijn voorstander van het zo spoedig mogelijk beëindigen van de oorlog in Oekraïne. We stellen voor dat Nederland als mediator optreedt bij het opstarten van vredesonderhandelingen tussen de NAVO en Rusland. (...) Buiten kijf staat dat de oorlog zo snel mogelijk moet stoppen."

Wie zou het hier nou niet mee eens zijn?
Zijn partij (de enige die voor vrede pleit!) kreeg een paar procent van de stemmen.
Waar zijn die Hollanders mee bezig? Wat zijn jullie prioriteiten? Waar is de tijd gebleven dat Nederland een vredesbeweging kende die honderdduizenden demonstranten op de been kreeg?
De mensen zijn volledig de kluts kwijt.

Maar, het spijt me om te moeten zeggen, dat geldt in zekere mate ook voor de heer Ezel.
De laatste aflevering van Forum Inside heeft de titel: "Een nieuwe strategie voor onze beweging". Het zou een gesprek zijn "over onze ambities en zelfreflectie". Dat klinkt veelbelovend. Kijken!
Maar waar ging het gesprek over: doorgaan met 'het wijnmoment'?, het aantal gasten, de kijkersvragen... tja. Maar dan, op driekwart van de tijd, werd de goede vraag gesteld, de "hoofdvraag": "Waarom heeft de wereld een bepaalde richting, en hoe kun je die richting beïnvloeden?" Juist, dat is inderdaad de hoofdvraag! Het antwoord hebben ze nog niet gevonden, maar het is belangrijk dat de vraag is gesteld.

Al tastend proberen ze het raadsel op te lossen: "Hoe aannemelijk is het dat al die landen, al die zogenaamd soevereine landen, op exact dezelfde dag besloten tot exact hetzelfde irrationele beleid?" [Dit ging natuurlijk over corona.] "Er zijn supranationale processen."
Nog even verder, en je bent er. De processen zijn niet alleen supranationaal, maar supramondiaal. Bovenzinnelijk. Geestelijk.

Als je alleen kijkt naar de materiële processen hier op aarde, blijft het onbegrijpelijk. Plato wist dat nog. Volgens zijn ideaal moesten de koningen filosofen zijn. Voor 'filosoof' kun je tegenwoordig misschien beter zeggen: geesteswetenschapper. Plato zag nog wat er in de geestelijke wereld gebeurde. Paracelsus heeft dat ook opgemerkt. Hij zei over Plato dat die "niet alleen bekend was met de natuurlijke wereld, maar ook met die van het wonderbaarlijke".
Een keer kreeg hij, Plato bedoel ik, de gelegenheid om zijn theorie in praktijk te brengen: hij probeerde Dionysius II, tiran van Syracuse, op te voeden in de wijsbegeerte. Dat is natuurlijk de ezel achter de kar spannen. Een filosoof tot koning maken is één ding. Een tiran tot filosoof willen maken, is toch iets anders. Het is dan ook niet zo goed gelukt.

Wat ook niet zo goed gelukt is, zijn de pogingen van Rudolf Steiner om met name in de jaren na de Eerste Wereldoorlog de mensen te wijzen op het geestelijke, om een nog grotere catastrofe te voorkomen. Dat hij daar niet in geslaagd is, wil niet zeggen dat hij geen gelijk had.

"Waarom heeft de wereld een bepaalde richting?"

De heer Ezel is verschillende keren in de Trueman Show te gast geweest. Kijk nog eens naar de aflevering nummer 115, met de titel: "Het is tijd voor spiritualiteit."
Op de vraag: welke rol speelt spiritualiteit in je leven?, zei de heer Ezel: "Ik heb het gevoel dat het er tijd voor is." – "Maar ik heb er nog geen woorden voor." – "Ik heb nog geen pad gevonden." – "Ik ervaar al mijn hele leven een sterke verbinding met, ik noem het maar even een bedoeling, of een voorzienigheid."
"Ik voel het, en ik voel het ook weer niet op een ander moment. Ik ben er echt naar aan het zoeken. En ik ben er nog niet ver genoeg in." – "Het hoort bij de mens. Het hoort dus ook bij mij. Maar ik heb nog niet de plek daarvoor gevonden." – "Altijd heb ik een soort gevoel gehad dat er meer is dan wat wij zien, en wat we kunnen meten en bewijzen."

Yep! Een mens die op de goede weg is. Althans, op zoek naar de goede weg.
Kijk je naar het partijprogramma, dan zoek je tevergeefs naar woorden zoals 'geest' of 'spiritualiteit'. Dat is natuurlijk niet verbazingwekkend. Je moet toch eerst een zekere kennis hebben van de geestelijke feiten, wil je ze kunnen vertalen naar politiek. Anders zullen al je goede standpunten en goede bedoelingen weinig uithalen.

Ik zal hieronder nog een aantal passages uit een voordracht van Rudolf Steiner weergeven. Hij zei dit in 1917, toen de Eerste Wereldoorlog nog volop aan de gang was.

"Nadenken is het enige wat ons werkelijk wakker kan maken. En we hebben het nodig om wakker in het leven te staan, de mensheid heeft het nodig. Als de geesteswetenschap haar taak wil vervullen, dan moet ze in de eerste plaats aanzetten geven om helemaal wakker te worden. Want alleen kennis hebben van de dingen die zich in de zintuiglijke wereld afspelen, en van de wetten waarvan je met je verstand kunt doorgronden dat ze gelden in de zintuiglijke wereld, dat komt in een hogere zin toch neer op slapen. Volledig wakker is de mensheid alleen wanneer ze ook in staat is om begrippen, ideeën te ontwikkelen van de geestelijke wereld, die ons tenslotte net zo goed omgeeft als lucht en water, als de sterren, als de zon en de maan. Net zoals we slapen wanneer we ons 's nachts helemaal overgeven aan het inwendige lichaamsgebeuren en geen idee hebben van wat er om ons heen in de uiterlijke, materiële wereld gebeurt, slapen we ook wanneer we ons alleen overgeven aan de uitwendige, zintuiglijke wereld en aan de wereld van het verstand, aan de wetten van het verstand die in de uitwendige, zintuiglijke wereld gelden, en geen idee hebben van de geestelijke wereld die ons omgeeft."

"Het niet-zien van datgene wat er geestelijk om ons heen is, het feit dat we geen rekening houden met dit geestelijke, dat is immers de uiteindelijke oorzaak van deze gruwelijke wereldstrijd. En je kunt niet zeggen dat de mensheid door de jaren – die zich, zoals ik heb aangeduid, tot eeuwen rekken voor degene die ze wakend doorleeft – je kunt niet zeggen dat de mensheid al voldoende heeft geleerd van datgene wat zich op zo'n verschrikkelijke wijze heeft afgespeeld. Helaas zou je zelfs het tegendeel kunnen stellen.
Want wat is eigenlijk het kenmerkende dat je nu iedere dag, ieder uur in het oog springt als je nagaat wat mensen tegenwoordig denken – beter gezegd, wat ze beweren te denken, wat ze beweren te willen – wat is eigenlijk het kenmerkende? Het eigenlijk kenmerkende is dat in de grond van de zaak in de hele wereld niemand weet wat hij wil. Niemand komt op het idee dat datgene wat je terecht zou kunnen willen, het maakt niet uit hoe het in de verschillende hoofden van de verschillende volkeren wordt voorgesteld, veel beter bereikt zou kunnen worden als deze vreselijke, bloedige gebeurtenissen achterwege zouden blijven; dat deze vreselijke, bloedige gebeurtenissen zich afspelen en dat ze eigenlijk onnodig zijn, onnodig voor datgene wat iedereen wil."

"Laat de mensen maar praten, die geloven dat we nu een oorlog hebben zoals er vroeger ook oorlogen waren, en dat we binnenkort vrede zullen sluiten zoals er vroeger vrede werd gesloten; laat de mensen dat maar geloven. Dit zijn de mensen die van de maya houden; het zijn de mensen die de waarheid niet van illusie kunnen onderscheiden. Laat deze mensen misschien zelfs op de een of andere manier een soort schijnvrede sluiten – orde zal uit deze chaos die tegenwoordig in de wereld heerst, pas ontstaan wanneer het ochtendgloren van een geesteswetenschappelijke zienswijze over de mensen zal komen."

"De geestelijke wereld kun je niet straffeloos negeren. Je kunt geloven dat je de geestelijke wereld straffeloos kunt negeren, je kunt geloven dat je je in de wereld kunt overgeven aan begrippen en voorstellingen die enkel aan de zintuiglijke wereld ontleend zijn; je kunt dit allemaal geloven, en dat is tenslotte het algemene geloof van de huidige mensheid. Maar waar is het niet. Nee! Het meest misleidende geloof dat de mensheid ooit heeft kunnen koesteren, is het geloof – als ik me triviaal mag uitdrukken – dat de geesten het geen probleem vinden om genegeerd te worden."

En nu wordt het behoorlijk ingewikkeld. U zou eigenlijk het geheel moeten lezen.
Hij heeft het vervolgens over de 'wraak van de geesten'. Dat is niet omdat die geesten daarvan genieten, maar omdat het een soort wet is. Hij zegt dat er een soort geheimzinnig verband bestaat tussen het menselijke bewustzijn en de destructieve krachten van het heelal. Dat die destructieve krachten worden ontketend doordat de mensen weigeren geestelijk wakker, geestelijk bewust te worden. En zolang de mensen dat verband niet zien, zal het niet lukken om de waanzin te stoppen.

Nog één laatste alinea: "Aan onze fysieke wereld grenst immers rechtstreeks een andere, bovenzinnelijke wereld. Nog nooit heeft deze aan onze fysieke wereld grenzende metafysische wereld zo'n intensieve werking ontplooid als in de huidige tijd. De mensen merken het alleen niet op; ze merken het nog niet eens wanneer het vreselijk, huiveringwekkend wordt, wanneer het je ziel ondersteboven keert. Er gaan tegenwoordig woorden door de wereld van zo verhelderende aard dat de mensen zich eigenlijk massaal achter de oren zouden moeten krabben. Maar dat doen ze in de regel niet, of als ze het al doen, dan laten ze er niets van merken" (uit GA 177: Die spirituellen Hintergründe der äußeren Welt. Voordracht van 29 sept. 1917).

Lijkt het niet alsof die dit gister heeft gezegd, en niet ruim een eeuw geleden?

Mocht u de heer Ezel tegenkomen, wilt u hem dan hierop wijzen?



De orang-oetan
6 mei 2024

In een internetkrant voor mensenkinderen, nu.nl, stond laatst een artikel over een orang-oetan in Indonesië. Die "heeft een wond in zijn gezicht zelf zorgvuldig behandeld met een geneeskrachtige plant". In de titel stond nog dat hij dit "bewust" heeft gedaan. Altijd grappig als mensen het over het bewustzijn van dieren hebben. De orang-oetan, Rakus heette hij, kauwde de bladeren fijn en smeerde dan het sap op zijn wond. Daarna legde hij de bladeren op de wond. "Heel zorgvuldig" deed hij dat, en "verschillende keren op dezelfde manier". En het werkte. De wond was gauw genezen. Hoe kon die dat weten? Blijkbaar zijn mensen stomverbaasd als ze zoiets zien.
Ze zouden gewoon eens Paracelsus moeten lezen. In ons nieuwste boek, Ik ben Aureolus Theophrastus, staat een stuk dat heet: Let op uw inwendige tuin. Daarin beschrijft Paracelsus zeven manieren "hoe de kunst van het genezen tot ons komt". Dat was nog in een tijd dat de mensen daar besef van konden hebben.
O ja, en een van de onderzoekers dacht "dat we de komende jaren nog meer menselijk gedrag en menselijke vaardigheden zullen ontdekken bij orang-oetans". Dat zal wel – alleen weet ik niet hoe lang er nog mensen zullen zijn om dat te ontdekken.
Het deed me erg denken aan een artikel dat een paar jaar geleden in de Ezelbode stond. Ezels hadden waargenomen hoe gezonde mensen zich massaal een goedje lieten inspuiten waarvan niemand wist wat het zou doen. Waar dat voor diende, en of ze dat "bewust" deden, konden de onderzoekers niet zeggen. Helpen deed het in ieder geval niet. Waartegen ook? Die mensen waren niet ziek of gewond. Achteraf velen wel. Of dood.
Ze zijn net elkaars spiegelbeeld, die twee artikelen. Het ene over een opkomende, het andere over een ondergaande cultuur.



Taal
24 april 2024

Een van de grote verschillen tussen mensen en dieren is dat mensen liegen. Oké, niet alle mensen. Wel de meesten. Op de Planeet van de Dieren – ik zal haar maar Asinopolis noemen, dat is wat korter; u weet wel dat de ezels voor de dieren in hun geheel staan. In Asinopolis dus wordt taal weer een middel van uitwisseling in plaats van een middel van misleiding en manipulatie.

Taal gaat natuurlijk niet alleen om het gebruik van afzonderlijke begrippen. Maar daar begint het mee. Ik zal u een paar voorbeelden geven van begrippen die in Asinopolis nooit op de huidige manier gebruikt zouden worden.

Discriminatie. Dieren (mensen) zijn verschillend, en dat mag geen taboe zijn. Het enige gebied waar gelijkheid heerst, is in de juridische sfeer: iedereen is gelijk voor de wet. Discriminatie betekent gewoon onderscheiding, onderscheidingsvermogen. Hoe wilt u ooit uw menswording voltooien zonder een zuiver onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad?
De fout die veel mensen maken, is dat ze andere mensen indelen in goede en kwade. Die en die is goed, en die en die is kwaad. Kolder! Zo makkelijk is het niet. Paracelsus zei het al: "Niets is zo kwaad dat het niet iets uitermate goeds in zich heeft." En ook: "Niets is zo goed dat het niet evenveel kwaad bevat." En: "De mens is van de limbus [een uittreksel van de hele wereld] gemaakt, zodat hij al het goede en kwade daarvan met zich meedraagt. Daarom heeft hij van God de middelen gekregen om de twee niet te volgen."
Vooral die laatste uitspraak is intrigerend. Moet de mens dan ook het goede niet volgen? In ieder geval niet automatisch. Hij moet eerst leren onderscheiden! En dan zijn keuze maken.
In Christianopolis hebben ze dat goed begrepen. Het grootste gedeelte van de beschrijving van die samenleving gaat over hun school en wat de kinderen daar leren. Met betrekking tot het vak dialectiek wordt er gezegd: "Hier doen zij een beroep op de scherpzinnigheid van de leerlingen, zodat ze erkennen wat hun aan inzicht gegeven is, en hun oordeelsvermogen aan de dingen zelf beproeven zonder de noodzaak alles in de buitenwereld te zoeken en te beredeneren. Want de mens bergt in zichzelf een gigantische schat aan onderscheidingsvermogen, als hij hem maar wil uitgraven en hem niet liever laat bedelven onder de massa zwaarwichtige leerstellingen" (p. 104).

Maar discriminatie is nog meer. Volgens Paracelsus is het het principe hoe God de wereld heeft geschapen: namelijk als een soort eerste alchemist, door achtereenvolgende scheidingsprocessen vanuit de yliaster (de oermaterie). Hij vertelt dat in zijn boek over De elementen. Paracelsus krijgt hiervoor bevestiging uit etymologische hoek: discriminatie is afgeleid van het Latijnse werkwoord (dis)cernere: scheiden en onderscheiden. En cernere is verwant met creare: scheppen. Discriminatie, in dit licht bekeken, is een scheppingsproces.

Een andere aberratie in het taalgebruik van huidige mensen is de uitdrukking excuses maken of aanbieden. Excuses kun je niet 'maken'; je kunt er deemoedig om vragen als je tot het besef komt dat je iets fout hebt gedaan. Vroeger werd dat ook zo gezegd: "Ik verzoek u mij te verontschuldigen." Verontschuldigen: je hebt je schuldig gemaakt aan iets. Alleen de ander kan je van die schuld ontheffen. Zelf sta je met lege handen; je hebt helemaal niets om 'aan te bieden'.
Politici maken het, zoals altijd bij de mensen, het bontst. Ze kibbelen over de vraag of het wel opportuun is om 'excuses te maken'. Voor hen hangt dat af van de mogelijke juridische gevolgen. Ze willen eventueel 'excuses maken' voor de goede sier, maar vooral niet de consequenties ervan aanvaarden. En überhaupt, kun je 'excuses maken' (of vragen) voor een ander? Terwijl de een meent van wel, zijn er anderen die zelfs eisen eenmaal 'gemaakte excuses' weer in te trekken – dus dat behoort blijkbaar ook tot de mogelijkheden! Excuses zijn een soort handelswaar geworden.

In Asinopolis zullen ze gruwen van die amorele toestanden in de menselijke politiek. Er zullen daar ook fouten worden gemaakt, en het dier dat zijn fout beseft, zal daar berouw over voelen en de onweerstaanbare wens hebben om het recht te zetten.
Paracelsus beschrijft al haarfijn waar het werkelijk om gaat, in zijn boek Laat iedereen zijn eigen koning zijn: "Ik geef u een heel grof voorbeeld om u duidelijk te maken wat rechtvaardigheid is. Het is geen rechtvaardigheid om een moordenaar vanwege de moord te radbraken. Dit is een wet en geen rechtvaardigheid, en het mag ook niet als rechtvaardig worden beschouwd. Rechtvaardigheid zou erin bestaan deze moordenaar tot het geloof te brengen, waardoor hij berouw zou hebben en boete doen, en wel in het geloof, niet uiterlijk. Dan sterft hij als rechtvaardige. Als daarentegen iemand geradbraakt wordt, ook al zou hij het overleven, dan nog is er geen rechtvaardigheid, geen boete, geen berouw. Alleen wat inwendig gebeurt, is rechtvaardigheid. Het één is de vervulling van de wet volgens menselijke maatstaven, het ander de vervulling van de rechtvaardigheid volgens het geloof. Alleen het laatste is rechtvaardigheid die in staat is een compensatie te verschaffen voor het misdrijf. Het lichaam kan dat niet, dat kan alleen de geest. Hoe veel het lichaam ook lijdt, het is allemaal tevergeefs. Alleen het geloof moet het doen" (p. 383).



Een kwestie van schaal
3 april 2024

Ik hoorde en zag laatst, toen ik het over dat 'eiland voor ongevaccineerden' had en over het uit-elkaar-gaan, wat wenkbrauwen rijzen. Nederland in tweeën splitsen? Een idee waar sommige mensen direct van in paniek raken.
Maar dat bedoelde ik niet, niet in tweeën. In veel meer delen, tot je bij een mens- en dierwaardige maat komt. Waar mensen weer belangstelling voor elkaar hebben. Ziet u dan niet dat Nederland zo niet bestuurbaar is? De door u gekozen bestuurders zijn alleen maar bezig elkaar te bestrijden! Het lijkt wel alsof Nederland in oorlog is met zichzelf.
In Christianopolis wordt het bestuur door mensen gevormd die hun kwaliteiten op alle vlakken bewezen hebben. Bij u lijkt het net alsof er vooral mensen in het parlement zitten die niets anders kunnen dan praten. Of zelfs dat niet. Soms lezen ze gewoon een papiertje voor dat ze aangereikt krijgen. Als dat al lukt. Ik zag een keer hoe zo'n mevrouw, nadat ze een poos geprobeerd had haar boodschap voor te lezen, er gefrustreerd mee stopte en uitriep dat ze er niks van snapte. En dat was dan een minister!
Bij praten hoort natuurlijk ook luisteren. Maar wat doen uw Kamerleden? Als er iemand aan het woord is naar wie ze geen zin hebben om te luisteren, lopen ze soms gewoon de kamer uit. Als je dat aan een Christianopolitaan zou vertellen, die zou het niet kunnen geloven.
Ik zal u iets vertellen over de politiek in Christianopolis. Onder politiek verstaan ze daar dus geen intriges en voor-de-gek-houden van de mensen, en ook niet het gelobby voor de herverkiezing of volgende baan van de politici, maar de kunst om de samenleving en ieder lid daarvan tot groei en ontwikkeling te brengen.
Christianopolis is een aristocratie. De verteller legt uit waarom ze daar de voorkeur aan geven boven een monarchie. (Een 'democratie' staat helemaal niet ter discussie. Vergeet niet, dit speelt in 1619.) Wat voor de Christianopolitanen goed werkt, is "het triumviraat, waarin slechts de beste en meest beproefde personen uit de gemeenschap zitting kunnen hebben omdat men over alle treden van een voortreffelijke levenswandel ertoe moet opklimmen. Ieder van de bestuurders verricht zijn eigen taken, echter niet zonder medeweten van de anderen, en ze overleggen gedrieën over het welzijn van de gemeenschap. Ieder van hen raadpleegt zijn eigen bestuurscollege, maar op bepaalde dagen wordt er één raad van gevormd, zodat de belangrijkste beslissingen op basis van een algemene consensus worden genomen. Hoewel natuurlijk iedereen eerbiedig, verstandig en bekwaam hoort te zijn, hebben zich slechts bepaalde personen, als het ware de meest volmaakte, zodanig onderscheiden dat ze voor deze functies in aanmerking komen" (p. 57). Op welke manier deze personen dan gekozen/bepaald/benoemd worden, wordt helaas niet verteld.

Het wekt associaties met verhalen die rond dezelfde tijd opdoken over de 'wilden' in Amerika, die hun samenleving en eventuele geschillen regelden door met elkaar te praten tot ze consensus hadden bereikt. Zonder drang of dwang, en zonder straffen. Autoriteit verkreeg je alleen op basis van competentie en kon je ook zo weer kwijtraken. Een regering die allang naar huis gestuurd is en toch nog wil bepalen hoe het verder moet? Ze zouden er niets van snappen.
Maar terug naar Christianopolis. De Christianopolitanen vinden dat de aristocratie "beter aansluit bij een christelijke maatschappij". Zij zien in deze regeringsvorm "drie idealen van de mens verankerd: gelijkwaardigheid, het streven naar vrede en de geringschatting van rijkdommen – dus het tegenovergestelde van de toestanden waardoor de wereld het zwaarst wordt geteisterd. Ze hebben ook de geestelijke ontwikkeling op een hoger plan gebracht en dit tot een taak van de staat gemaakt om iedereen makkelijker tot zelfkennis te laten komen" (p. 126).
Wel – is dit nou zo achterlijk? Als u, als mensheid, of als deel van de mensheid, ver terug in de geschiedenis een verkeerde afslag hebt genomen, is het dan een achteruitgang om zo'n fout te herstellen? Veel mensen menen blijkbaar van wel, want ze willen tenslotte niet 'terug naar de Middeleeuwen'...

Daarmee bedoel ik helemaal niet dat het een goede zaak zou zijn om weer een aristocratie in te stellen. Al lijkt de aristocratie van de Christianopolitanen in veel opzichten 'democratischer' dan veel moderne democratieën. Het is alleen zo jammer dat de idealen van de Christianopolitanen in uw soort democratie helemaal gesneuveld zijn. Enfin, ik begrijp dat 'de democratie' bij u tegenwoordig als het beste systeem wordt beschouwd, of althans als het minst slechte. Al zijn er velen van u aan het piekeren of er niet toch iets beters zou zijn. Ik herinner me nog goed hoe ik Elke met rode oortjes (mensen hebben van die kleine oren) een boek zag lezen dat heette: De democratie voorbij (van
F. Karsten en K. Beckman). Zou er dan toch een beter alternatief bestaan? Gaandeweg zag ik de teleurstelling op haar gezicht. Eerst worden allerlei mythes over de zegeningen van de democratie ontkracht. Dingen die nogal voor de hand liggen, waarbij 'democratie' voor het gemak wordt vereenzelvigd met één bepaalde (geperverteerde) uitvoering ervan. De laatste 14 pagina's zijn dan eindelijk gewijd aan het alternatief, en dat zou zijn: 'minder democratie'. En dan komt de aap uit de mouw: de oplossing heet 'decentralisatie'. Met als voorbeeld Zwitserland. Is Zwitserland dan geen democratie? Natuurlijk wel; dat geven de auteurs ook toe. Waar het eigenlijk om gaat, zijn 'kleine democratische eenheden'. Dus eigenlijk niet minder, maar juist meer democratie. Precies wat ik altijd al zeg. Het gaat om de schaal, niet om het principe 'democratie'. De conceptuele verwarring en de volstrekt misleidende titel doen helaas nogal afbreuk aan alle terechte constateringen in dit pamflet.

Maar als u ideeën wilt opdoen hoe een samenleving beter georganiseerd kan worden, dan raad ik u (naast Christianopolis) een ander boek aan: Tegen verkiezingen, van David van Reybrouck. Hij maakt korte metten met het idee dat 'democratie' synoniem zou zijn met verkiezingen. "Doordat we de democratie gereduceerd hebben tot representatieve democratie en de representatieve democratie tot verkiezingen, is een waardevol stelsel diep in de problemen geraakt" (p. 56).
Democratie is niet iets van de laatste honderd jaar, zoals Karsten & Beckman u willen doen geloven. De democratie ontstond in het oude Athene, waar ze gebaseerd was op de principes van loting en rotatie. Ook in de Renaissance werd dit systeem toegepast (Venetië, Firenze). Het ging altijd – inderdaad! – om kleinschalige samenlevingen. Het gebruik van loting, in de regel in combinatie met verkiezingen, viel doorgaans samen met het toppunt van welvaart, voorspoed en cultuur en zorgde vaak voor langdurige politieke stabiliteit. Het stelsel dat wij tegenwoordig met democratie associëren, kwam – na de Amerikaanse en Franse revolutie – juist voort uit een aristocratische reflex:
"De revolutionaire leiders in Frankrijk en de VS hadden geen zin in loting, omdat ze geen zin in democratie hadden. (...) In beide landen was de tendens duidelijk: de republiek die de revolutionaire leiders in gedachten hadden en zouden vormgeven, moest eerder aristocratisch worden dan democratisch. Verkiezingen konden daarbij helpen" (p. 80-81). Van Reybrouck haalt Aristoteles aan met de uitspraak dat het "als democratisch geldt om bestuursambten toe te wijzen door loting; als oligarchisch, ze toe te wijzen door verkiezing" (p. 66).

En in Christianopolis? Daar werd in ieder geval niet geloot. "De raadsleden zijn de meest geachte burgers, die opvallen door hun plichtsbesef, integriteit en inzet en die met een lange staat van dienst hebben laten blijken wat ze waard zijn. Het zijn er vierentwintig, die uit de drie standen in evenredige vertegenwoordiging worden gekozen. Wegens hun warme genegenheid voor de gemeenschap zijn ze bij de burgers geëerd en geliefd. Deze hebben hun die hoge positie niet gegeven om hun een vrijstelling te verlenen van een goede levenswandel, maar juist om ze voor iedereen als toonbeeld hiervan neer te zetten. (...) Niemand van de raadsleden doet afstand van zijn vroeger levenspad, want ze willen laten blijken dat ze geen andere mensen zijn geworden, maar alleen vanwege hun bekwaamheid voor deze taak werden aangewezen; zo blijft de waardigheid van een eerlijk handwerk of andere bezigheid behouden" (p. 158-159). Dat laatste komt overeen met het oude Athene: ook daar was zoiets als een 'beroepspoliticus' ondenkbaar.

Bent u soms van beroep politicus? Lees eens Christianopolis. Misschien kunt u daar inspiratie uit putten. Of kent u een politicus? Overweeg dan hem of haar dat boek te geven.



Vreemdelingen
16 maart 2024

Wat Christianopolis betreft, waar ik het laatst over had, ik moet u bekennen dat dit geen werkelijk bestaande plaats is. Het is een imaginatie van iemand die erover zei: "Ik heb voor mezelf een stad gebouwd, waarin ik het voor het zeggen heb. En als u meent dat deze stad mijn onbeduidende persoon moet voorstellen, zult u er niet zo ver naast zitten."
Alhoewel – wat is 'werkelijk'?
In ieder geval, de schrijver – want de hele imaginatie is op schrift gesteld; het boek heet Reis naar Christianopolis – beschrijft het als een waargebeurd verhaal hoe hij als vreemdeling, nadat het bootje waarmee hij onderweg was, schipbreuk had geleden, op het strand van dat eiland werd aangespoeld. En daar werd hij heel vriendelijk ontvangen. In het algemeen beschrijft hij de omgang van de Christianopolitanen met vreemdelingen als volgt: "Tegenover nieuwelingen en vreemdelingen betrachten zij de grootste vriendelijkheid en vrijgevigheid, waarvan ik, een mens van de laagste stand, een duidelijk bewijs ben. Maar ze letten wel op dat de burgers niet door de onbeschaamdheid van gasten aan een verderfelijke invloed worden blootgesteld. (...) Een gast nemen ze enkele dagen in soberheid op, een banneling onderhouden ze een tijdlang, een zieke verzorgen ze met grote welwillendheid. Een arme ondersteunen ze zover nodig en laten hem niet gaan zonder een fooi; toch onderzoeken ze iedereen nauwkeurig naar woorden en daden en behandelen de mensen overeenkomstig" (p. 164).

Het verhaal speelt trouwens in het begin van de 17e eeuw. Maar toch – zou deze aanpak niet iets voor Nederland kunnen zijn?
Er is wel één groot verschil: de Christianopolitanen voeren en faciliteren geen oorlogen, zoals Nederland. Wie oorlogen voert, of opstookt, of wapens levert, moet natuurlijk niet klagen over de zelf veroorzaakte vluchtelingenstroom. Op de Planeet van de Dieren zullen oorlogen echt tot het verleden behoren. Eigenlijk zou dat bij u ook allang het geval moeten zijn!
Voor u, de mensen in Europa, heb ik wel een paar suggesties om een transitie in gang te zetten:
Trek u uit alle oorlogsorganisaties terug. Stop alle export van wapens. Produceer alleen de wapens die u echt zelf nodig hebt om u te verdedigen (en houd ermee op agressie 'verdediging' te noemen). Smijt alle buitenlandse krijgsmachten buiten, en laat ze vooral hun kernwapens meenemen!

De vluchtelingen- en migratiestromen zullen natuurlijk nog even doorgaan. Ik heb begrepen dat het u niet lukt de opvang van die mensen in Europa rechtvaardig te regelen. Daarvoor ook een paar ideeën: kijk eerst waar iemand vandaan komt. Is zijn land door een van uw staten vroeger aangevallen of gekoloniseerd geweest, laat dan een bepaald percentage van de vluchtelingen uit dat land (een derde?) opnemen door de vroegere kolonisator of agressor. Voor alle anderen kan een eenvoudige verdeelsleutel worden gehanteerd: verdeel de vluchtelingen evenredig aan het volume van de wapenexport van elk van uw landen in de laatste vijf of tien jaar. Wie het meeste verdient aan wapenhandel, neemt de meeste slachtoffers op. Logisch, toch?
Wil iemand van de lezers deze tip misschien aan uw regering in Brussel doorgeven?



Een eiland
24 februari 2024

Christianopolis – waar ik de vorige keer mee afsloot – ligt op een eiland, ongeveer ter grootte van Sint Maarten. Het werd gesticht als een 'toevluchtsoord voor de waarheid en de goedheid', en er leven zo'n vierhonderd mensen 'in volmaakte vrede'. Nu zult u zeggen: zo'n ligging op een eiland is natuurlijk wel heel makkelijk, en vierhonderd mensen is een heel kleine groep. Juist, dat is ook zo – en wat is daar mis mee? U, de mensen, u leeft in veel te grote groepen. Met miljoenen bij elkaar, en alsof dat nog niet genoeg is, gaat u nog steeds voor groter en groter, totdat u straks een wereldregering hebt. En als mens niets meer te zeggen hebt. Bovendien, staten zijn ziekmakend, dat heeft Hahnemann al heel duidelijk gezien: "In de oorspronkelijke, natuurlijke toestand waren weinig hulpmiddelen nodig, omdat de eenvoudige leefwijze weinig ziekten deed opkomen. Naarmate de mensen zich in staten gingen organiseren, groeiden de aanleidingen tot ziekte", zegt hij meteen in het begin van zijn inleiding tot het Organon.

Veel mensen beschouwen die globalisering als vooruitgang. Maar als je onder vooruitgang nu eens verstaat: de hogere, geestelijke ontwikkeling van de mens – en de dieren! – dan kun je beter in kleine, autonome groepen leven. Vandaar dat ik in Christianopolis kiemen voor de toekomst zie sluimeren. En trouwens, had de mensheid, als ze in kleine groepen was blijven leven, wereldoorlogen kunnen voeren? Dan was er geen eens een wapenindustrie geweest die die oorlogen, met hulp van de staten, had kunnen organiseren! Dan waren er ook geen staatshoofden die het in hun hoofd konden halen om hun hele land een oorlog in te sleuren met de slogan: "Die oorlog daar is de onze!" – een oorlog die geen mens wil. En zeker geen ezel.

Weet u nog, in coronatijd? Een dierenarts (!) zei toen op televisie dat het 'ideaal zou zijn alle ongevaccineerden op een eiland te zetten'. (Met 'ongevaccineerden' bedoelde hij mensen die zich geen injecties met een experimentele gentherapie lieten zetten.) Het zou vooral voor deze mensen zelf ideaal zijn geweest. Met volledig zelfbestuur, uiteraard. Op dat eiland zouden ze niets gemerkt hebben van een 'pandemie'. Waarschijnlijk geen coronadode, en sowieso geen prikdode. De homeopathie had daar tot bloei kunnen komen, en de mensen voor wie dat nog een brug te ver was, hadden zich door ouderwetse artsen die hun hippocratische eed serieus nemen, vroegtijdig met veilige middelen kunnen laten behandelen. Dan was ook voor de mensen buiten dat eiland een en ander heel snel duidelijk geworden.

Soms zijn de verschillen zo groot dat alleen een fysieke scheiding nog helpt. Nu zijn er weer mensen die vinden dat een kind dat niet is ingespoten met producten tegen kinderziekten, niet in de kinderopvang terecht zou mogen. En nog enger: mensen die vinden dat een ander gedwongen moet kunnen worden zich farmaceutische producten te laten injecteren. Hoe wilt u dit oplossen? Dan kun je toch alleen nog maar uit elkaar gaan?! Zonder oorlog, graag.

Mijn stellige overtuiging, als ezel en als mens-van-de-toekomst: (de vooruitgang van) de materialistische wetenschap leidt tot oorlog. Geesteswetenschap leidt tot innerlijke strijd, en daarmee tot ontwikkeling – en dat is echte vooruitgang.



Terug naar de Middeleeuwen?
3 februari 2024

Mensen willen zich graag steeds verder ontwikkelen, heb ik begrepen. En vooral steeds sneller. En liefst niet te veel omkijken. Als iemand – zulke uitzonderingen zijn er ook – mogelijkheden oppert zoals bijvoorbeeld in de landbouw weer met paarden werken (wat goed voor de natuur is, goed voor 'het klimaat', het verbruik van 'fossiele' energie terugdringt, aan veel mensen gezond en bevredigend werk zou verschaffen – en dat willen ze toch allemaal?! – zeggen ze tenminste), dan wordt er meteen geroepen: we willen toch niet terug naar de Middeleeuwen!

Wat ze daarbij meestal vergeten: vooruitgang op één plek betekent achteruitgang elders. Vooruitgang voor één groep mensen betekent achteruitgang voor een andere groep. Misschien vinden veel mensen dat niet erg, zolang zij maar in de hoek van de vooruitgang zitten. Nee, dat ga ik u niet uitleggen. Kijk zelf maar om u heen.

Maar, wat is vooruitgang eigenlijk? Volgens Van Dale: "Verbetering, vordering (vooral mbt. de maatschappelijke toestanden, de beschaving, de economie, de wetenschappen enz.)".
Laten we dit eens onderzoeken. Was de ontdekking van de homeopathie een vooruitgang? Als je kijkt naar wat hierdoor mogelijk is geworden, zeker. Voor onze in tijd en ruimte voortdenderende wereld was deze ontdekking een vooruitgang. Het homeopathische principe zelf is echter tijdloos; het komt uit een gebied buiten tijd en ruimte en daarmee buiten alle vooruitgang. Althans, zo beschrijft Herbert Fritsche het in zijn Hahnemann-biografie: de gelijksoortigheidswet "behoort tot de basisgegevens van de wereld, is een oerfenomeen in de zin van Goethe" (p. 151).
Wat mensen over het algemeen 'vooruitgang' noemen, heeft de neiging alsmaar te versnellen, over de kop te gaan en zichzelf in de absurditeit te katapulteren. Fritsche heeft het dan ook over "... de als straalvliegtuig vermomde eendagsvlieg die 'wetenschappelijke vooruitgang' heet" (p. 200). Dat heeft die mooi gezegd. Nog één citaat van hem: "Het is de vloek van de actualiteit door het constante jagen naar het meest moderne voortdurend te verouderen, terwijl het de zegen van het vasthouden aan tijdloze wetten is eeuwig jong te zijn. Hahnemann wil de eeuwige jeugd, de jeugd van Leipzig daarentegen wil het nieuwste, de vooruitgang, op elk moment de laatste stand van zaken" (p. 284). Dat schijnt sinds de tijd van Hahnemann niet veranderd te zijn.

U vindt mij maar een ezel – maar vergis u niet. U kent zeker de film Planet of the Apes? In die richting zal het gaan. Apen, ezels en al de andere dieren. Op een dag gaan wij het van u overnemen. Eigenlijk zou u onze leraren moeten zijn. Voor echte vooruitgang. Geen 'nieuwste stand van zaken', geen technologische snufjes om de aarde honderdduizend keer op te blazen, te vergiftigen en te verzieken. Als ik het over vooruitgang heb, bedoel ik het creëren van een wereld die (weer) menswaardig en dierwaardig is. Daar kunnen elementen in zitten die in de Middeleeuwen opgang hebben gemaakt. Of nog veel eerder.
Naar welke wereld wilt u vooruit?

Ik zal u in mijn volgende stukjes van een plaats vertellen waar u misschien nog steeds inspiratie uit kunt putten voor de toekomst van de mensen. En ik zal er ook zo nu en dan bij zeggen hoe de ezels het zouden doen. Die plaats heet Christianopolis.



Dier- en mensproeven
6 januari 2024

Ik moet eindelijk weer eens wat gaan schrijven, zo hoor ik al jaren.
Maar wat ik schrijf, is veel te lang, dat zeggen ze ook. Tja.
Vooruit dan. Ik zal het kort houden.
Als mensen willen weten of iets geschikt voor ze is als geneesmiddel, dan proberen ze dat eerst op dieren uit. Waar halen ze dat recht vandaan?
Ik zal hier een kleine passage voor u weergeven uit het boek van Mattias Desmet: "Elk jaar stijgt het aantal proefdieren dat voor medische experimenten gebruikt wordt. En dat gaat snel. In 2005 werden wereldwijd ongeveer 100 miljoen (!) dieren gebruikt, in 2020 was dat al een kleine 200 miljoen (!). Het lot van die dieren is gruwelijk, vaak te gruwelijk voor woorden. Als we in rekening brengen dat 85% van de medische studies foutief, tendentieus of zelfs frauduleus is (zie hoofdstuk 1), kunnen we alleen maar besluiten dat dit inferno van dierlijk lijden in het overgrote deel van de gevallen ook nog eens volslagen zinloos is. Waar ligt de grens precies tussen experimenteren en folteren?" (M. Desmet: De psychologie van totalitarisme, Pelckmans 2022, p. 50).
Denken mensen hier weleens over na bij het slikken van hun dagelijkse medicijnencocktail? Ja, er zijn mensen die dit reden genoeg vinden om af te zien van het gebruik van dit soort farmaceutische producten. Maar dat zijn er slechts een handjevol. Waarom gaat niet iedereen op zijn minst op onderzoek uit of het ook anders kan?
In de homeopathie zijn er geen dierproeven; daar worden mensproeven gedaan. Middelen waar genoeg mensproeven mee gedaan zijn, kunnen later ook voor dieren (en planten) worden gebruikt. En dit zijn geen proeven op mensen, maar proeven door mensen – dat is het grote verschil. Ze doen dit bewust en vrijwillig. Dieren kunnen dat nog niet.
Ik zal u het verhaal vertellen van een proever, Constantine Hering.
Aude sapere was de zinspreuk die op de gevel van de school gebeiteld stond waar de jonge Hahnemann op zat en die hij later tot het motto van zijn Organon maakte. Durf wijs te zijn betekent het, maar ook: durf te proeven. Wijs zijn, onderzoeken, proeven – je hebt er inderdaad moed voor nodig. Hering had die. Hij deed in Suriname onder andere uitgebreide geneesmiddelproeven met het slangengif lachesis. In Herings Guiding Symptoms beslaat de proef met lachesis – een pure opsomming van symptomen – negentig pagina's. Hering heeft er een verlamde linkerarm aan overgehouden. En toch ging hij nog door met proeven, ondanks dat hij al wist dat het een kenmerk van lachesis is om symptomen eerst op de linker en later op de rechterhelft van het lichaam op te wekken.
U kunt dit natuurlijk roekeloos vinden. Maar het was zijn leven, zijn gezondheid, zijn keuze. Proeven op dieren doen, die daar niet voor kunnen kiezen, dat vind ik pas roekeloos.
In onze Hahnemann-biografie staat het verhaal hoe hij homeopaat werd, ik geef het even vrij weer: het was het gevolg van zijn integriteit en onderzoeksdrang. Hering ging geneeskunde studeren in Leipzig, waar Hahnemann net colleges gaf over zijn nieuwe geneeswijze, de homeopathie. Ook Hering zat onder zijn toehoorders, maar sloot zich niet bij hen aan. In plaats daarvan werd hij assistent van de chirurg dr. Robbi, die algauw bekend werd als een van de ergste tegenstanders van de homeopathie. De uitgever Baumgärtner wilde op het vuur van de hartstochten graag een kippetje voor zichzelf braden en vroeg aan Robbi of hij niet een boek tegen de homeopathie voor hem wilde schrijven, tegen die rebelse Hahnemann en zijn dwaalleer. Dat wilde Robbi vreselijk graag doen, maar hij had er op dat moment geen tijd voor. Dus beval hij zijn begaafde assistent Hering aan, die over een vlotte pen beschikte, en die kreeg van Baumgärtner de opdracht. Hering voelde zich geëerd door de aanbeveling van zijn academische leraar en door het feit dat hij belast werd met zo'n belangrijke taak. Hij ging aan het werk, en wel grondig. Hij verdiepte zich in Hahnemanns boeken en deed zelf geneesmiddelproeven en behandelingen om de gevaarlijke onzin te weerleggen. Algauw kwam hij erachter dat de waarheid, de wijsheid en het succes bij Hahnemann lagen. De eenentwintigjarige Hering kwam nu onverschrokken uit voor de homeopathie, nam contact op met Hahnemann en kreeg van hem nog wel het vaderlijke advies om eerst maar zijn doctorsbul te halen alvorens zijn verandering van mening in Leipzig te laten blijken. Maar Hering wenste geen diplomatie, hem ging het om de waarheid en om niets anders. Hij gaf de opdracht terug aan zijn uitgever, zonder deze daardoor in verlegenheid te brengen. Het zou niet lang duren en Baumgärtner ging boeken uitgeven die zich niet tegen, maar vóór de homeopathie uitspraken. Om de moeilijkheden met het examen uit de weg te gaan die de furieuze homeopatenhater professor Clarus hem met zekerheid zou bereiden, ging Hering naar Würzburg om daar te promoveren. Als onderwerp voor zijn promotie koos hij:
De Geneeskunde van de Toekomst, die voor hem natuurlijk in het teken van het simile stond.
(Herbert Fritsche: Samuel Hahnemann – Idee en werkelijkheid van de homeopathie, De Woudezel 2007, p. 373-374).



Homeopathische middelen bestaan niet
14 mei 2012

Wat wij met homeopathie te maken hebben? En of Paracelsus homeopaat was? Nou, min of meer wel, ja. Ik zal u dat uitleggen. Ik zal eens een aantal dingen voor u op een rij zetten, want over homeopathie bestaan er erg veel misverstanden, en nog veel meer domme praatjes. U hoort dat zeker ook wel eens: homeopathie is zoiets als een druppel opgelost in een oceaan of zo; en dan heb je van die onnozelaars die flesjes zogenaamde homeopathische middelen opzuipen om aan te tonen dat het niets doet. Naja. Mensen...

Ik zal beginnen met de kernzin van de homeopathie: similia similibus curentur. Als mensen heel belangrijk willen doen, beginnen ze soms plotseling in het Latijn te praten. Hahnemann niet; die had daar een hekel aan, net zoals Paracelsus trouwens. Maar die kreet, similia similibus curentur, en ook het tegendeel daarvan, contraria contrariis, zijn al heel oud: Hippocrates heeft het er al over gehad. En uitgelegd wanneer het ene en wanneer het andere van toepassing is.

Wat betekent het nou? Het enige middel om te weten te komen wat de werking van een of andere substantie op het dierlijk of menselijk lichaam is, bestaat erin die substantie in te nemen. En dan uiteraard slechts één tegelijk, en onder uitsluiting van alle mogelijke andere invloeden. Je moet dus ook niet ziek zijn, want dan weet je het nog niet. Want hoe zou je kunnen weten of een werking – symptoom genoemd – op rekening van de ziekte komt, of op rekening van zo'n ingenomen substantie? Of een vermenging van die twee? Dat is allemaal nogal vanzelfsprekend, maar veel mensen staan daar nooit bij stil.

Een substantie die je maar lang genoeg blijft innemen, gaat dus symptomen opwekken – net zoals je symptomen vertoont als je ziek bent. En nu dacht Hahnemann: als een substantie als geneesmiddel moet dienen, dan moet er een verband bestaan tussen de symptomen die deze substantie in staat is op te wekken, en de symptomen van de zieke. Ja, lacht u maar. U vindt dit vanzelfsprekend? Nou, de meeste artsen dus niet...

En nu gaat Hahnemann verder: in principe zijn er hoofdzakelijk twee soorten verbanden denkbaar: of de twee symptoombeelden lijken op mekaar, of ze zijn tegengesteld aan elkaar. In welk van die twee gevallen een substantie genezing teweeg kan brengen, kan alleen de ervaring tonen, zegt hij. U kunt dat nalezen in paragraaf 22 van zijn Organon. Wel, die twee gevallen zijn dus precies wat bedoeld wordt met de kreten similia similibus en contraria contrariis. Similia similibus betekent dat een substantie als geneesmiddel wordt gebruikt, die in staat is symptomen op te wekken die lijken op de symptomen die de patiënt al heeft; contraria contrariis betekent dat een substantie wordt gebruikt, die in staat is symptomen op te wekken die tegengesteld zijn aan de symptomen van de patiënt.

En nu moet ik even iets kwijt over de taalkundige talenten van het mensensoort 'homeopaat'. Homeopaten zijn in de regel heel goed bedoelende mensen, maar van taal hebben ze – in tegenstelling tot Hahnemann – vaak bedroevend weinig verstand. Want hoe wordt dat similia similibus curentur meestal vertaald? "Het gelijkende wordt genezen door het gelijkende." Is dat Nederlands? En het gelijkende dat genezen wordt, wat is dat dan? Zijn het geen zieken die genezen moeten worden? Ah, u bedoelt: 'gelijkende ziekten...'? Maar wat zijn gelijkende ziekten? En hoe moeten dan niet-gelijkende ziekten worden genezen?

Enfin, vertalen betekent niet woord voor woord in het woordenboek opzoeken en dat vervolgens aan elkaar rijgen – dan krijg je dit soort gedrochten. Iedere taal zit anders in elkaar. Je moet eerst begrijpen wat er staat, wat daarmee bedoeld wordt, en vervolgens moet je dat weer uitdrukken met de middelen van je doeltaal. Het hoort tot de eigenaardigheden van het Latijn dat het woord similia wordt herhaald – maar niet tot de eigenaardigheden van het Nederlands! Kijk maar hoe Hahnemann het zelf omschrijft: hij heeft het over middelen die in staat zijn ziekte op te heffen door gelijksoortigheid, of middelen die ziekte genezen door een gelijksoortige pathologie op te wekken (voorwoord en inleiding tot de Organon).
En trouwens, 'curentur' betekent niet 'wordt genezen', maar 'moet worden genezen', het is een imperatief!

Nu zit hier nog een ander aspect aan vast, en dit is best amusant: artsen die niets willen weten van homeopathie en die dit graag tot uitdrukking willen brengen, omschrijven zichzelf vaak heel fier als 'allopaten'. Wat betekent dit precies?
Als we nog eens kijken naar de verbanden tussen een ziektebeeld en het symptoombeeld dat een willekeurige substantie kan opwekken, zegt Hahnemann in een voetnoot bij paragraaf 22, dan is er naast de twee besproken verbanden – de beelden lijken op elkaar of ze zijn tegenovergesteld aan elkaar – uiteraard nog een derde mogelijkheid: er bestaat gewoon helemaal geen verband. Het voorschrijven van substanties waarvan de zuivere werking in geen enkel verband staat met de symptomen van de patiënt, noemt hij de allopathische methode. Ik wil wedden dat het merendeel van de artsen die zichzelf allopaten noemen (ze hebben vast ook niet meer taalgevoel dan hun homeo-collega's), er geen enkel besef van heeft dat allopathie een woord is dat Hahnemann heeft ingevoerd om er de gewoonte mee aan te duiden aan zieke mensen en dieren middelen voor te schrijven waarvan de werking niets te maken heeft met de symptomen van de zieke!

Maar nu moet ik u misschien nog uitleggen waarom homeopathische middelen niet bestaan. Homeopathie betekent werken volgens het simile-principe: een middel geven dat in staat is om een symptoombeeld op te wekken dat lijkt op het symptoombeeld van de patiënt. Een middel dat volgens deze regel door een vakkundig homeopaat wordt toegepast, is op dat moment, voor die patiënt, homeopathisch. Een middel op zichzelf kan helemaal niet homeopathisch zijn, per definitie. Wanneer mensen die dat best weten, het toch over 'homeopathische middelen' hebben, dan bedoelen ze: middelen die in principe geschikt zijn om bij een homeopathische behandeling te worden gebruikt.

En wat maakt een middel geschikt voor een homeopathische behandeling?
Twee dingen: Ten eerste moeten er geneesmiddelproeven mee zijn gedaan door gezonde personen, zodat het symptoombeeld van het middel bekend is. Dat is natuurlijk het allerbelangrijkste.
En daarnaast moet het in een passende vorm zijn gebracht. Een passende vorm wil zeggen: veel kracht, en weinig of geen materie. Het proces waardoor een dergelijk middel wordt verkregen, heet potentiëren, of dynamiseren.

Dit gebrek aan materie, dat is voor veel mensen moeilijk te bevatten. Ze raken er zodanig van ondersteboven dat ze niet eens in de gaten hebben dat dit slechts een secundair aspect van de homeopathie is. Die materialisten zijn helemaal vergeten dat de mens in essentie een geestelijk wezen is. De materiële verschijning is secundair. In de woorden van Oswald Crollius: de stoffelijke wereld is het afval van de gesternten. Dat is niet denigrerend bedoeld. En ook al lopen we – mens of ezel – in een materiële gedaante hier op aarde rond, als we ziek worden, dan is ook die ziekte in beginsel niet materieel. Wat zich uitdrukt in de materie, dat zijn alleen de eindproducten van een ziekte. Emil Schlegel legt dat in ons nieuwe boek uitgebreid uit, dus daar ga ik hier niet verder op in. Maar het zou natuurlijk gek zijn om te denken dat je een proces kunt stoppen, of genezen, door iets te doen tegen de allerlaatste gevolgen daarvan. Om een ziekte bij de wortel te pakken, moet je op geestelijk niveau werken, met vergeestelijkte middelen. Dat deed Hahnemann, en dat deed Paracelsus.

Paracelsus verwoordt dat erg mooi: "Wie kan het schijnsel van de zon wegen, wie kan de lucht wegen? Wie weegt het arcanum, dat geestelijk is? Niemand. En juist hierin ligt het geneesmiddel, niet in iets dat zwaarte bezit."
"Het geneesmiddel moet in het lichaam werken als vuur. Is het mogelijk het gewicht van het vuur te bepalen dat nodig is om een hoop hout te verbranden, of om een huis af te branden? Neen!"
"Zoals het vuur zich uitleeft in het hout, zo leven de geneesmiddelen zich uit in de ziekten."

En, u kunt dat bij Schlegel nalezen, Paracelsus behandelde ook volgens het simile-principe. Daarom zou je kunnen zeggen dat die eigenlijk homeopaat was. Maar aan de andere kant was die dat ook weer niet, want hij deed geen systematische geneesmiddelproeven. Dat was een uitvinding van Hahnemann; die heeft er een sluitende methode van gemaakt. Paracelsus had geen methode nodig, want hij werkte intuïtief, helderziend. In de tijd van Hahnemann kon dat niet meer. En in onze tijd al helemaal niet meer, of nog niet weer. Waarom Paracelsus dan toch, of juist, belangrijk voor ons is, daarover heeft Elke een lang artikel in Geschiedenis der Geneeskunde geschreven.

Begrijpt u nu een beetje wat homeopathie is? Ik zie sommigen van u al knikken: Ah ja, dat is dus de klassieke homeopathie. Nee dus.
Toen Elke ooit in Utrecht ging wonen, heeft ze eens de buren op de koffie gevraagd om mekaar te leren kennen. Bleek die man homeopaat te zijn. Klassiek homeopaat?, vroeg ze. En het antwoord was: Hoezo, zijn er ook andere soorten homeopathie?
Dat was dus een heel goed antwoord, want er zijn geen 'soorten homeopathieën' en voor elk wat wils. De homeopathie is het werk van Hahnemann; hij heeft ook dit woord ingevoerd, en hij heeft duidelijk genoeg uitgelegd wat die daarmee bedoelt.

Nu zijn er, bij zijn leven al, allerlei mensen gekomen die dit wel een tof idee vonden – maar niet tof genoeg om het heel te laten. Of die er helemaal niets van begrepen (maar niet begrepen dat ze er niets van begrepen). Of die gewoon te lui waren om volgens de methode van Hahnemann te werken. Dat soort mensen ging er dus mee aan de haal, en ze maakten er een vreselijk gedrocht van. En dat noemden ze dan ook 'homeopathie'. Zo had je bijvoorbeeld de 'natuurwetenschappelijk-kritische homeopaten'. Hahnemann kon daar razend van worden.

Voor het publiek is dat allemaal erg verwarrend, en veel echte homeopaten, die volgens Hahnemann werken, noemen zich nu 'klassiek homeopaten'. Dat is begrijpelijk, maar aan de andere kant ook weer jammer, want het is ook misleidend. Want als je jezelf 'klassiek homeopaat' noemt, geef je daarmee impliciet toe dat er ook andere soorten homeopathie bestaan.

Wij hebben het dus niet over klassieke homeopathie. Wij hebben het over homeopathie.



Ik stel me voor
30 november 2011

Ik ben Grauwtje, de ezel van De Woudezel, en nu heb ik eindelijk ook een eigen blog. Ik zal die gebruiken om u af en toe iets te vertellen van achter de schermen van een uitgeverij, over problemen van taal, filosofie, geneeskunst, enzovoorts. U kunt mij ook een e-mail sturen.

U vraagt zich vast wel af hoe een ezel erbij komt om bij een uitgeverij te werken. Wel, ik zal u vertellen hoe ik Elke heb leren kennen, en dan weet u ook meteen om wat voor soort uitgeverij het hier gaat. Elke kreeg vele jaren geleden van iemand het advies om eens een hele lange wandeling te maken. Maandenlang, minstens 200 dagen. Dat zou goed voor haar zijn. Nou ja, dat advies heeft ze uiteindelijk opgevolgd, en u snapt het zeker al, ze zocht iemand die haar wilde begeleiden en die ook nog eens de bagage wilde dragen. En zo hebben we elkaar ontmoet. De samenwerking is bevallen, en daarna zijn we samen boeken gaan maken.

Die wandeling had trouwens nog heel wat voeten in de aarde. Want er waren ook mensen die dat idee maar niks vonden. En die zeiden toen: "Zo'n wandeling moet je helemaal niet fysiek maken, in de buitenwereld. Die reis moet je maken in je binnenwereld." Gelukkig heeft ze daar niet naar geluisterd. En vlak voordat ze wegging, heeft ze nog een teken gekregen ter bevestiging dat het goed was wat ze deed. Tja, zo zijn mensen. Die hebben tekenen en bevestigingen nodig voor dingen die gewoon evident zijn.

Wat dat teken was? Nou, ze was al een tijd op zoek naar een boek van ene graaf Hermann Keyserling, het Reisdagboek van een filosoof. Dat heeft ze toen ergens gevonden en besteld, en ze sloeg het open en las op de titelpagina het motto: "De kortste weg tot zichzelf leidt om de wereld." Die graaf Keyserling ging precies 100 jaar geleden op weg, in de hoop dat "de omweg om de wereld mij tot mijzelf [zal] brengen". Wie zijn boeken leest, zal zien dat hij daar uitstekend in geslaagd is. Graaf Hermann Keyserling is een groot filosoof. Daar vertel ik u misschien een andere keer nog over.

Nu wil ik het hebben over een andere filosoof, die tenslotte het vlaggenschip van onze uitgeverij is, Paracelsus dus. Jawel, ook Paracelsus was filosoof, al was hij nog veel meer dan dat. En hij had zo zijn eigen opvatting over wat filosofie eigenlijk inhoudt. En dat is, zoals hij een beetje grof zegt (maar ik kan dat wel waarderen): "niet moraal of ethiek of andere 'gugelfur' waarmee Erasmus zich onledig houdt". Gugelfur, een mooi oud-Zwabisch woord, betekent zoveel als zotternijen. Erasmus was gek op zotternijen. Maar ik dwaal af.

Wat Paracelsus met filosofie bedoelt, is kennis van de natuur. Of, zoals hij het noemt: kennis van de onderste sfeer. Van de sfeer die door aarde en water wordt gevormd. Lucht en vuur vormen de bovenste sfeer, onderwerp van de astronomie. Makkelijk, niet waar? In werkelijkheid is het wat ingewikkelder; maar ik zal u dat mettertijd nog wel uitleggen. Een bekende uitspraak van Paracelsus is dat de arts begint waar de filosoof eindigt. Met andere woorden: wie geen filosoof is, kan geen arts zijn.

U zult dat misschien het beste begrijpen aan de hand van een voorbeeld. Elke vertelde me dat ze een keer op een studiebijeenkomst was waar een homeopaat het zou hebben over het middel drosera. Drosera, dat weet u misschien wel, is de Latijnse naam voor zonnedauw. Die homeopaat vertelde dus, zoals dat zo gaat, over al de symptomen die een patiënt kan hebben die het middel drosera nodig heeft. Bleek er een van de toehoorders een plantje te hebben meegenomen om aan de anderen te laten zien. En de docent, heel verrast: "Hé, dat lijkt wel op zonnedauw!" Hij had dat middel al aan verschillende patiënten gegeven, maar zonder een idee te hebben waar het van afkomstig was...

Kijk, zo iets zou u bij Paracelsus niet overkomen. Paracelsus wist waar hij het over had. Maar hij was dan ook zijn hele leven lang op reis. Niet een jaar, zoals Keyserling, om maar te zwijgen van dat piepkleine wandelingetje van ons. Nee, zijn hele leven, en zowat door heel Europa. Voor hem was de wereld een open boek, en ieder land een nieuwe bladzijde. De mensen vonden dat schandalig en maakten hem daarom bespottelijk, want ze wilden natuurlijk niet geconfronteerd worden met hun eigen luiheid en hun eigen domheid. Ze hebben hem het leven zo zuur gemaakt dat hij het nodig vond een heel boek te schrijven om zich tegen al die aantijgingen te verdedigen. Daarin zegt hij:

"De tochten die ik tot nu toe heb ondernomen, zijn heel nuttig voor mij geweest, want tenslotte groeit er voor niemand een meester in huis, en niemand heeft zijn leraar achter de kachel. En de kunsten liggen niet allemaal besloten in je eigen vaderland, maar zijn over de hele wereld verdeeld. Ze zijn niet alleen bij één mens te vinden of op één plaats. Nee, je moet ze bij elkaar sprokkelen, je moet ze daar zoeken en halen waar ze zijn."

"Wie de natuur grondig wil onderzoeken, moet haar boeken met zijn voeten doorlopen. Geschreven werken worden onderzocht door middel van de letters; de natuur daarentegen, door van land tot land te trekken: zoveel landen, zoveel pagina's. Zo ziet het boek van de natuur er uit, en zo moeten we de bladen ervan omslaan."

Ziet u, het hele leven is een reis. U weet maar nooit waar de volgende dag u zal brengen, en dat is goed zo. Aude iter facere!