Recensies van Paracelsus: Wat ons ziek en gezond maakt - Volumen Paramirum
Prof. Dr. Jan Godderis in Geschiedenis der Geneeskunde, oktober 2009:
(c) Geschiedenis der Geneeskunde
Paracelsus (Theophrastus Bombastus von Hohenheim, 1493/94-1541), een van de meest gevierde, doch tegelijk een van de meest controversiële en minst begrepen artsen uit de geschiedenis, is een figuur die ook vandaag nog heel wat lezers - niet alleen artsen en historici van de geneeskunde, maar ook mystici, theosofen (die zich buigen over de onverklaarde wetten van de natuur en van de vermogens die in de mens latent aanwezig zijn) én antroposofen (die onaflatend op zoek zijn naar de verbinding van de mens met het geestelijk wezen van de kosmos) - blijft boeien, waarbij de laatstgenoemden in heilige eerbied opgaan naar de 'geestelijke tempel' die hen door de merkwaardige, revolutionaire 'woudezel van Einsiedeln', de zogenaamde Luther medicorum, werd nagelaten, een tempel waarvan het dak op vier belangrijke zuilen steunde: filosofie, astrologie, alchemie en ethiek.
In zijn traktaten Paragranum, Paramirum en Labyrinthus medicorum errantium heeft de man, die daadwerkelijk storm probeerde te lopen tegen het aloude autoriteitsgeloof en een verstarde geneeskunde, en die bij voortduring gekweld werd door zijn behoefte aan een omvattende filosofisch-ethische conceptie van de geneeskunde, op een magistrale en voor die tijd in elk geval vernieuwende wijze de 'vier zuilen' ontwikkeld waarop zijns inziens elke geneeskunde, die werkelijk een geneeskunst in de volle betekenis van het woord wou zijn, diende te stoelen.
De eerste zuil was de 'filosofie' in de betekenis van 'natuurfilosofie': kennis en inzicht in de kosmos, waarbij in het voetspoor van de hermetische filosofie duidelijk wordt gemaakt, dat ziekte en gezondheid van het lichaam afhankelijk zijn van de harmonie tussen de mens, als microkosmos, en de hem omringende wereld of macrokosmos, en waarin, op grond van waarneming en empirie, en niet op basis van redeneren en speculatie (zoals dit bij de ouden het geval was), wordt voorgehouden, dat deze microkosmos alles bevat wat er in de macrokosmos te vinden is, dezelfde bestanddelen, zij het in een andere gedaante als in de elementen van de macrokosmos.
De tweede zuil was de 'astrologie/astronomie' ('die astronomische ler'), waarbij Paracelsus, in het kielzog van heel wat andere renaissancefilosofen het absolute determinisme van de planeten (bijvoorbeeld van de koude planeet Saturnus) verwierp, en onder astronomie, in de zeer uitgebreide zin, niet alleen de sterrenkunde of de kennis met betrekking tot de planeten includeerde, maar ook de weerkunde en de natuurkundige aardrijkskunde (die de weg vrijmaakte voor de ontwikkeling van een geografische pathologie), ofschoon hij tegelijk - zoals uit zijn Archidoxis magicae duidelijk wordt - aan het gebruik van astrologische talismannen voor het genezen van ziekten enig geloof blijkt te hebben gehecht.
De derde zuil was de 'alchemie', maar dan niet in de zin van de goudmakerskunst (die onedele metalen in goud probeerde te veranderen) doch van de artsenij-bereidkunde, de kunst om geneesmiddelen van hun slakken ('schlacken') te bevrijden en in zuivere vorm te verwaardigen, waarin Paracelsus zich als een wegbereider profileert van de iatrochemische of chemiatrische richting in de geneeskunde.
De vierde zuil tenslotte was de 'virtus', de 'zedelijke grondslag' van de praktische geneeskunst. Paracelsus eist dat de arts uit zuivere motieven en in hoge opvatting van zijn beroep te werk gaat: hij moet gewetensvol, eerlijk en vanuit een uitgesproken verantwoordelijkheidsgevoel handelen, hij dient zich ervan te onthouden fortuin na te streven, zal gratis zieken behandelen en tevreden zijn met een dankbaar woord; weshalve de 'ongelikte en controversiële hervormer' insgelijks de grondslag blijkt te hebben gelegd van een christelijke medische ethiek.
Het is de grote verdienste van Elke Bussler van twee traktaten van deze belangrijke, geïnspireerde en nog steeds inspirerende figuur uit de zestiende eeuw zorgvuldig te hebben vertaald en in bijzonder goed leesbaar en sierlijk Nederlands te hebben omgezet (wat, gezien de stijl en het vaak obscure woordgebruik van Paracelsus, geen eenvoudige klus was!) en zodoende een groot deel van het gedachtegoed van deze fascinerende doch voor heel wat hedendaagse lezers tegelijk vaak hermetisch ogende denker te hebben ontsloten.
De keuze van deze twee traktaten (die inmiddels in 2006 nog werden aangevuld met een vertaling van De Matrice) uit Paracelsus’ monumentaal medisch-natuurwetenschappelijk-filosofisch oeuvre, dat in de klassieke uitgave van Karl Sudhoff (1922-1933) vele duizenden pagina’s beslaat, is onzes inziens volkomen verantwoord.
Het Labyrinthus medicorum errantium ('Artsen op dwaalwegen'), dat Paracelsus een paar jaar voor zijn dood uit zijn ganzenveer heeft laten vloeien, schetst in enkele grote lijnen zijn visie op al hetgeen met geneeskunst ('erznei') te maken heeft. Hij trekt er niet alleen van leer tegen de aanhangers van het 'humoralisme', zoals hij de volgelingen van Galênós noemt, en diegenen die met Avicenna, Mesue en Rhazes dwepen, die 'niet via de juiste deur in de geneeskunst zijn binnengegaan', maar zet er ook de bouwstenen neer voor een radicaal nieuwe vorm van geneeskunst, die neerkomt op een 'ingang via het licht van de natuur', waartoe de alchemie ('alchimei') dient te worden gerekend, 'zonder welk de arts geen arts kan zijn', naast de 'signatura', de therapeutische aanwijzing op grond van een overeenkomst in uiterlijke vorm waardoor 'aan elk orgaan kan gegeven worden wat het volgens zijn anatomie (de vorm) toekomt', en de 'magie' ('magica'), die de geheimen van de natuur openbaart. Verder wordt ook 'de inwendige genezer' in iedere mens besproken, naast de rol van God en de taak van de mens ten overstaan van de schepping, de taal van de sterren en elementen en niet in het minst ook het verschil tussen een empirisch gevonden verband en werkelijke ervaring ('experienz').
Het traktaat Volumen Paramirum ('Wat ons ziek en gezond maakt'), een van Paracelsus’ belangrijkste werken dat een fragment gebleven is en waarvan het hoofdgedeelte zou hebben moeten bestaan in de gedetailleerde beschrijving van de vijf belangrijkste geneeswijzen, is een uitgebreide uiteenzetting van zijn leer inzake de diverse ziekteoorzaken. Hij zet hierin uiteen, dat alle ziekten hun oorsprong in vijf sferen of gebieden ('entia') kunnen hebben, waarbij hij dus een open oog blijkt te hebben voor de 'multicausaliteit'. In overeenstemming met zijn reeds vermelde medisch-filosofische basisassumpties onderscheidde hij hierbij vijf 'entia': 1. het ens astrale, de invloed van het gesternte, die zich onder meer uit in meteorologische verschijnselen en die bij kouvatten van belang is; 2. het ens veneni, de invloed van vergift; 3. het ens naturale dat aan de basis ligt van afwijkingen in de natuur, de constitutie en het wezen van de mens; 4. het ens spirituale dat ziekelijke ideeën en daardoor psychische afwijkingen veroorzaakt; en 5. het ens dei, de invloed van het Opperwezen. Met deze vijf sferen ontwierp Paracelsus een grandioos beeld van de totaliteit van de mens waarmee terdege bij elk therapeutisch handelen rekening diende te worden gehouden. Het was Paracelsus’ diepste overtuiging dat alleen wanneer de mens in dit geheel wordt geplaatst en zijn ziekzijn van daaruit wordt begrepen, genezende daden een begin tot omzetting kunnen vormen. En pas wanneer 'de tijd er rijp voor is', in casu wanneer de betekenis van dit ziekzijn in denken, voelen en willen is begrepen.
Was Paracelsus derhalve niet 'a man for all seasons', die zeker meer door de nakomelingschap worden erkend dan door zijn tijdgenoten werd begrepen?
De vertaalster dient in elk geval te worden geprezen omwille van haar heroïsche en het moet gezegd ook voor mij persoonlijk zeer verhelderende vertaalarbeid. Het is belangrijk dat de oorspronkelijke Duitse tekst naast haar acribische vertaling ter beschikking werd gesteld. Deze twee boeken mogen onzes inziens in geen enkele medisch-historische bibliotheek ontbreken.
Prof. Dr. J. Godderis
Gewoon hoogleraar
Faculteit der geneeskunde
KU Leuven
Terug naar boven
Nel Struik in Dynamis, december 2004:
Na de recensie van Paracelsus’ ‘Artsen op dwaalwegen - Labyrinthus medicorum errantium’ in Dynamis nummer 38 is dit een tweede recente uitgave van ‘De Woudezel’, die we onder de loep nemen. Ook dit boek is tweetalig: links de originele Duitse tekst en rechts de Nederlandse vertaling (Elke Bussler). In het ‘Volumen Paramirum’ (oorspronkelijke titel: ‘Volumen medicinae paramirum de medica industria’) beschreef Paracelsus de faculteiten en de entia.
Vijf typen artsen
De vijf typen artsen, behorend bij de vijf ‘faculteiten’ of richtingen in de geneeskunst, zijn:
Naturales - genezen volgens de natuur van de ziekteverschijnselen, waarbij het tegendeel wordt ingezet: zo wordt koude met warmtebehandeling; vocht met droogte; volte met lediging; leegte met vulling behandeld.
Specifici - genezen met specifieke voorschriften, in die tijd bijvoorbeeld purgeren (vergelijk de hedendaagse ‘allopathische’ arts).
Characterales - genezen door hun ‘karakter’, door de kracht van het ‘woord’. Zij drukken als het ware hun stempel op de zieke (de huidige psychotherapeut zou je tot deze groep kunnen rekenen).
Spiritales - hebben kennis van de geesten in planten en genezen door deze toe te passen op de zieken, vanuit het standpunt dat wat iemand ziek gemaakt heeft hem ook kan genezen (principe van gelijksoortigheid).
Fideles - genezen door middel van hun geloof in de Waarheid.
De vijf entia
Paracelsus maakte onderscheid in vijf ziekteoorzaken, de zogenaamde ‘entia’. Elk ‘ens’ kan alle ziektes voortbrengen. Dus zijn er vijf soorten pest, vijf soorten waterzucht, enzovoort. Het is aan de arts uit te zoeken welk ‘ens’ de ziekte heeft voortgebracht, omdat dit bepalend is voor de keuze van de geneesmethode. De vijf entia zijn:
- Ens astrale: ziekte door de kracht van het gesternte;
- Ens veneni: ziekte door gifstoffen, uit het voedsel of als gevolg van een verstoorde vertering of uitscheiding;
- Ens naturale: ziekte door (verstoringen van) ons eigen gestel;
- Ens spirituale: ziekte door kwade invloeden van geesten, die de geest ziek maken. En, ‘wanneer de geest lijdt, lijdt ook het lichaam, want hij manifesteert zich in het lichaam’;
- Ens dei: ziekte als een door God gezonden plaag, met het doel ons van iets bewust te maken.
Metaforen
Veel begrippen worden omschreven door middel van metaforen, waardoor een samenhangend beeld ontstaat van de processen, functies of hoedanigheden van elk begrip. Om deze beter te begrijpen, dienen we ons te verplaatsen in het wereldbeeld van Paracelsus, waarin astrologie, magie en alchemie een grote rol speelden. Enkele voorbeelden:
- ‘Innerlijke alchemist’: het vermogen het gif van het bruikbare uit het voedsel te scheiden (dat plaatsvindt in het spijsverteringsproces).
- ‘Orgaan-planeten’: zeven organen, die elk een afspiegeling zijn van een planeet (hart - Zon; lever - Jupiter; hersenen - Maan; milt - Saturnus; longen - Mercurius; nieren - Venus; gal – Mars). Met andere woorden: er is een zekere analogie tussen het astrologische karakter (als ik dit zo mag noemen) van de respectievelijke planeten en de organen.
- De vier elementen: lucht, vuur, water, aarde.
- Het ‘M’ (Mysterium?), dat ‘alle schepsels in de hemel en op aarde onderhoudt. Alle elementen leven door en in het M.’
- ‘Microkosmos’: (de mens) enerzijds, die een afspiegeling is van de ‘macrokosmos’ (hemel en aarde) anderzijds (zo boven, zo beneden; zo binnen, zo buiten).
Voedsel is ook gif
Bekend is de uitspraak van Paracelsus over gif: ‘Planten en dieren zijn in zichzelf volmaakt, maar in zoverre als ze ons tot voedsel dienen, zijn ze voor ons ook gif.’ Daarom heeft God ieder van ons ‘een alchemist gegeven, opdat we het gif dat we samen met het goede opnemen, niet als gif verteren, maar van het goede scheiden …. Deze alchemist woont in de maag, welke zijn instrument is, waarin hij kookt en werkt.’ Het gif wordt op één of andere wijze uitgescheiden. Als de scheiding niet perfect verloopt, gaan het gif en het goede samen rotten bij de vertering en daardoor wordt de mens ziek. Dit kan gebeuren door de invloeden van vuur, water en lucht. Ook door ongeschikt, te grote hoeveelheden, of al bedorven voedsel ontstaat er gif door rotting.
De geest
Boeiend is hoe Paracelsus in het deel over het ‘Ens spirituale’ het begrip ‘geest’ omschreef, waarmee hij lijnrecht inging tegen de opvattingen van zijn tijd: geen duivel of engel, maar (hier en daar door mij ingekort): ‘datgene is een geest, wat tijdens ons leven zonder stof uit onze gemoedsbewegingen wordt geboren. Iedereen heeft een geest. Deze geesten communiceren met elkaar, volgens hun eigen wil, ongeacht onze woorden. Het is mogelijk dat de ene geest de andere verwondt. Dan lijdt het lichaam en is het ziek, vanuit de geest, en dat vraagt om een op de geest gerichte behandeling. Dus geesten worden niet door het denken geboren, maar alleen door de wil. Daarentegen wordt uit het denken de ziel geboren. Wat volgens zijn wil leeft, dat leeft in de geest. En naargelang van de wil is de aard van de geest. Deze geest is zoveel als een substantie, waarin alle ziekten kunnen worden afgedrukt, en deze ziekten moet dan diegene dragen, die de geest in zichzelf heeft geboren.’
Hier maakte Paracelsus duidelijk onderscheid tussen het emotionele niveau (onze gemoedsbewegingen) en het (hogere) denken (waar hij niet verder op inging). Hij benadrukte hoe sterk de gevolgen van negatieve emoties kunnen zijn, en beschreef hiermee in feite zwarte magie. De geest van iemand kan een andere geest en daardoor diens lichaam ernstig letsel toebrengen. Zelfs iemand die zichzelf haat, kan door zijn eigen vloek worden getroffen.
Door een luikje kijken
Volgens de vertaalster is het Volumen Paramirum een fragment. Meermalen in het boek kondigde Paracelsus het hoofdgedeelte aan, een gedetailleerde beschrijving van de vijf geneeswijzen, maar hiervan is niets bekend.
Volumen Paramirum wordt ook wel als een voorstudie gezien van het later geschreven Opus Paramirum, waarin Paracelsus zijn medisch-alchemistische opvattingen verder uiteenzette en ze rechtstreeks in verband bracht met de oorsprong der ziektes.
Mijn belangstelling voor Paracelsus is gewekt tijdens mijn homeopathische opleiding 20 jaar geleden en leidde ertoe, dat ik mijn scriptie wijdde aan deze persoon en zijn gedachtegoed, met een koppeling naar de homeopathie. De boeken die ik hiervoor bestudeerde gaven mij meer inzicht in de diepere wijsheden van het leven en van de homeopathie in het bijzonder. Daarom vond ik het boeiend nu eens een eigen werk van Paracelsus te lezen: alsof ik door een luikje in zijn denkwereld mocht kijken. Niet makkelijk, hij gebruikte veel zelfgewrochte termen (omdat veel begrippen eenvoudig niet in zijn taal bestonden), maar het loont de moeite. Paracelsus was toch een markante persoonlijkheid en per slot een belangrijke voorloper van de homeopathie. Hij was de eerste, die een uitgebreid systeem van analogieën op het gebied van de natuurfilosofie en de geneeskunde heeft opgezet. Dit is zijn grote verdienste.
Hopelijk wordt de serie uitgaven van zijn werk vervolgd, ik kijk er naar uit.
Nel Struik
Terug naar boven